Onlangs begeleidde ik een groepje wetenschappers dat hun werk gerelateerde problemen met elkaar besprak. Midden in die intervisiebijeenkomst kreeg ik opeens een inzicht dat ik in al die 20 jaar nog nooit zo duidelijk voor ogen had gehad.
Eén vrouw, ik schat haar begin 30, leidde in afwezigheid van de hoogleraar al geruime tijd zelf het lab. Ze vroeg zich af of het wel OK was dat ze de avonden en weekenden voor haar privéleven wilde reserveren. In haar studietijd speelde ze tennis, maar daar was ze tijdens haar promotie mee gestopt. Nu vond ze het belangrijk om weer te sporten en andere privé-activiteiten te ondernemen. Ze was aangedaan door een opmerking van een hoogleraar die beweerde dat je geen wetenschap kon beoefenen als je daar niet meer dan fulltime mee bezig was.
Een dertiger, getrouwd en vader van een dochter, begeleidde 7 (!) promovendi. Binnenkort zouden er twee nieuwe promovendi komen en hem was verzocht die ook te begeleiden. Hij twijfelde omdat hij nu al heel veel tijd in begeleiding stak en daardoor minder tijd aan zijn eigen onderzoek kon besteden. Maar de nieuwe promovendi zouden misschien interessant nieuw onderzoek kunnen doen dat voor hem ook waardevol kon zijn. Hij vermeldde niet dat hij momenteel wegens ziekte voor slechts 50% aan het werk was.
Een derde deelneemster, van ongeveer dezelfde leeftijd als haar twee collega’s, had een periode achter de rug waarin ze heel hard gewerkt had. Ze was zwaar verkouden en minder energiek dan normaal. Nu, vlak voordat ze met haar gezin met drie kinderen zou gaan verhuizen, had ze een weekje relatieve rust. Ze vroeg zich af of ze deze tijd zou gebruiken om weer helemaal te herstellen van alle drukte of dat ze alvast zou beginnen met de opzet van een nieuwe paper, terwijl ze wist dat ze in tijdsproblemen zou komen wanneer ze de paper zou moeten afschrijven.
Ik zag opeens dat de vragen van deze deelnemers om een ander soort timemanagement draaiden dan wij normaal benoemen.
Het klassieke timemanagement richt zich op effectiever werken. Bijvoorbeeld ’s ochtends beginnen met belangrijke zaken zoals het schrijven van een paper en niet de hele dag e-mail checken en beantwoorden. Aanvullend daarop hadden we timemanagement 2.0 geïntroduceerd; om deelnemers aan te sporen niet naar alleen naar effectiever werken en dus naar hun output te kijken, maar juist ook naar hun input. Welke keuzes maak je bij het aannemen van nieuwe projecten? Hoe zeg je op een vriendelijke manier ‘nee’ tegen interessante verzoeken die niet goed passen bij jouw visie en mogelijkheden?
Nu zag ik dat de problemen van deze wetenschappers om een nog fundamenteler soort tijdmanagement vroegen, namelijk het vermogen om tijd te reserveren om uit te rusten en om activiteiten naast je werk te ondernemen waar je weer energiek van wordt. Om je te realiseren dat het gaat om de kwaliteit van je onderzoek en niet om het aantal gewerkte uren. En dat wanneer je niet gezond en energiek bent, je moeilijk langere tijd op dat hoge niveau van de wetenschap kunt opereren. Dat het er ook om gaat je niets aan te trekken van wat jij denkt dat anderen van jouw tijdsbesteding vinden.
Gelukkig konden de deelnemers aan onze intervisie elkaar dit heel goed duidelijk maken. Van een ander zie je blijkbaar beter wat die nodig heeft dan van jezelf.
Kortom, als je twijfelt, praat eens met een collega. Dan hoor je het ook eens van een ander.