Vaak worden we door opdrachtgevers gevraagd om trainingsdoelen te formuleren. Dat doen we meestal op inzicht, houding en gedrag. Ze zien er voor een training in het voeren van functioneringsgesprekken ongeveer zo uit: Na afloop van de training
- hebben de cursisten inzicht in de inhoud van een functioneringsgesprek,
- hebben ze de overtuiging dat het nuttig is om functioneringsgesprekken te voeren en
- beschikken ze over de vaardigheden om een functioneringsgesprek te voeren.
Veel van onze trainingen gaan vooral in op het laatste onderdeel; we laten mensen oefenen met gedrag dat soms lastig is en we geven ze op zo’n manier feedback dat ze in hun werksituatie met vertrouwen het gewenste gedrag gaan toepassen.
Over dat vertrouwen gaat dit stukje.
Ooit ben ik mijn trainerscarrière begonnen bij een trainer die er van overtuigd was dat je cursisten eerst mentaal moest afbreken voordat ze bereid zouden zijn om hun gedrag te veranderen. Hij bereikte dat met een streng regime van eindeloos lange trainingsdagen, strak geplande oefeningen en boetes voor te laat komen of toiletbezoek buiten de pauzes.
Gelukkig merken wij dat het omgekeerde net zo goed werkt; namelijk cursisten redelijk vrij laten in een relaxte en veilige omgeving. Wij proberen niets af te breken, maar laten cursisten juist ervaren wat zij al kunnen, waardoor hun zelfvertrouwen groeit. Dit is wat mij betreft zeker nodig bij onze presentatietrainingen. Cursisten zijn altijd veel zenuwachtiger dan nodig en hebben geen idee wat ze al goed doen.
Onlangs werd ik bevestigd in deze denkwijze. Uit onderzoek blijkt dat zelfvertrouwen een grote rol speelt bij hoe mensen in het leven staan en nieuwe dingen ondernemen. Dit wordt in de psychologische literatuur Self Efficacy genoemd. Als je een groot gevoel van Self Efficacy hebt; het idee dat je je effectief kunt gedragen in een situatie, dan zoek je deze situaties eerder op, bent meer gemotiveerd om er iets moois van te maken en je ervaart minder stress. De kans is groot dat je gedrag daardoor ook inderdaad effectief zal zijn. Omgekeerd, wanneer je van te voren al denkt dat het niets gaat worden, zal je deze situaties proberen te vermijden of heel nerveus zijn. Daarmee wordt de kans juist groot dat je inderdaad niet effectief kunt zijn in die situaties.
Je ziet dit fenomeen heel duidelijk bij het geven van presentaties. Daar speelt bovendien ook nog mee dat de fysieke reactie die het geven van een presentatie teweeg brengt (hogere bloeddruk, snellere hartslag), door mensen met meer zelfvertrouwen anders geïnterpreteerd wordt (leuk, spannend) dan door mensen met een laag zelfvertrouwen (zie je wel ik kan het niet, ik ben veel te nerveus, kijk mij nou staan shaken). Mensen met een laag zelfvertrouwen denken bovendien dat anderen hun nervositeit kunnen zien. Ze gaan vooral op hun eigen lijf en leden letten waardoor hun nervositeit erger wordt en de presentatie verslechtert.
De kunst voor de presentatietrainer is dus vooral om mensen te laten zien wat er al goed gaat om zo hun Self Efficacy te vergroten. En natuurlijk kun je hen ondertussen gerust ook wat tips meegeven over structuur en beeldgebruik.
Eigenlijk geldt dat hoe meer je benadrukt wat ze al kunnen en hoe minder je de nadruk legt op wat ze te leren hebben, des te beter het zal gaan.
Beter presenteren zonder te leren dus.
De vraag is alleen hoe ik dit ga formuleren voor mijn opdrachtgevers.